Een belangrijke stap naar erkenning van rouw bij een miskraam of het verlies van een zwangerschap is gezet in België op maandag 6 mei. Ambtenaren van de federale overheid hebben nu recht op twee dagen betaald verlof in geval van een zwangerschapsverlies, volgens een aankondiging van de minister van Ambtenarenzaken, Petra De Sutter. “Door twee wettelijke verlofdagen toe te kennen, hoop ik dit taboe te doorbreken en het onderwerp bespreekbaar te maken,” verklaarde ze.
Deze maatregel beoogt een belangrijk hiaat in de ondersteuning voor mensen die met deze beproeving worden geconfronteerd, op te vullen. Petra De Sutter, die ook gynaecoloog is, benadrukt dat tot een kwart van de zwangerschappen vroegtijdig eindigt, maar dat het onderwerp vaak een taboe blijft, wat de eenzaamheid van de betrokkenen verergert. Deze vooruitgang getuigt van een groeiend bewustzijn van de noodzaak om mensen die met het verlies van een zwangerschap worden geconfronteerd, zowel fysiek als emotioneel, volledig te erkennen en te ondersteunen. Maar dit is slechts het begin en er moeten nog verdere stappen worden ondernomen om ervoor te zorgen dat alle vrouwen gelijke rechten hebben.
Situatie van vrouwen in de privésector: een aanhoudend juridisch vacuüm
Deze vooruitgang komt echter voor in een context waarin er nog steeds een juridisch vacuüm bestaat voor werkneemsters in de privésector in België. Zij worden dus geconfronteerd met extra uitdagingen wanneer zij deze beproeving doormaken, zonder te profiteren van dezelfde wettelijke ondersteuning als hun tegenhangers in de publieke sector. Deze ongelijkheid benadrukt het belang van wetgevende actie om deze lacune op te vullen en ervoor te zorgen dat alle werkneemsters die met een miskraam worden geconfronteerd, eerlijk worden behandeld. Eind 2022 diende parlementslid Vanessa Matz (Les Engagés) een wetsvoorstel in om dit hiaat te verhelpen. Volgens haar zou het volstaan om een toevoeging te maken aan het koninklijk besluit van 28 augustus 1963, dat het zogenaamde “klein verlof” regelt (waarmee de werknemer zijn normale loon behoudt wanneer bepaalde familiegebeurtenissen zich voordoen).
Het voorbeeld volgen van wereldwijde maatregelen op dit gebied
In andere landen worden vergelijkbare maatregelen genomen om mensen die met een miskraam worden geconfronteerd, te erkennen en te ondersteunen. Zo heeft Nieuw-Zeeland recentelijk een wet aangenomen die vrouwen en hun partners in staat stelt om drie dagen betaald verlof te nemen om te rouwen. Andere landen zoals India, Indonesië en de Filipijnen hebben ook vergelijkbare beleidsmaatregelen ingevoerd, waarbij betaald verlof wordt toegekend in geval van een miskraam. In Ontario, Canada, kan een vrouw die een miskraam heeft gehad, 17 weken onbetaald verlof krijgen, terwijl in Australië onbetaald verlof mogelijk is bij het verlies van de baby na minimaal 12 weken zwangerschap. Deze voorbeelden tonen een wereldwijde trend naar bewustwording van de noodzaak om mensen die met een miskraam worden geconfronteerd, te erkennen en te ondersteunen. In België is echter nog geen enkele maatregel van kracht voor werkneemsters in de privésector die deze beproeving doormaken, wat de dringende noodzaak van wetgevende hervormingen benadrukt om dit hiaat op te vullen en passende ondersteuning te bieden aan alle betrokkenen.
Rechten en uitkeringen in geval van miskraam: wat is voorzien in Brussel
In het Brussels Gewest heeft u recht op de geboorte-uitkering onder bepaalde voorwaarden als u geconfronteerd wordt met een miskraam of als uw kind doodgeboren wordt. U kunt deze uitkering krijgen als uw kind doodgeboren is of als u een miskraam heeft gehad en de zwangerschap minstens 180 dagen heeft geduurd. Als de miskraam echter plaatsvindt vóór de 180e dag van de zwangerschap, komt u niet in aanmerking voor de geboorte-uitkering. De duur van de zwangerschap wordt berekend vanaf de conceptie. Om deze uitkering te krijgen, moet u de akte van doodgeboren kind die door de gemeente is opgesteld, naar uw kinderbijslagfonds sturen. Het is belangrijk op te merken dat de geboorte-uitkering altijd aan de moeder van het kind wordt betaald.
In een eerder artikel op Born in Brussels deelden we het verhaal van Samantha (die sprak in het programma “Ça commence aujourd’hui” op France 2). Ze deelt haar hartverscheurende ervaring van het verlies van haar baby in de 38e week van haar zwangerschap. Ze beschrijft de schok en verwarring die volgden op de mededeling van de arts over de dood van haar baby, evenals de gevoelens van wanhoop en ontkenning die daarop volgden. Ondanks deze tragedie vonden Samantha en haar partner de kracht om elkaar te steunen en verwelkomden ze daarna een nieuwe zwangerschap met hoop. Het verhaal van Samantha belicht de complexiteit en pijn van perinatale rouw, evenals het cruciale belang van familiale ondersteuning en professionele begeleiding om ouders te helpen deze verwoestende beproeving te doorstaan.
De opening van Olista op 22 april was een belangrijke mijlpaal in de strijd tegen intrafamiliaal geweld in het Brussels Gewest. Dit eerste steunpunt voor slachtoffers van intrafamiliaal geweld (IFG) is revolutionair wat betreft zijn missie om de getroffenen optimaal te begeleiden en de inspanningen van alle actoren in deze strijd te coördineren. Een initiatief van safe.brussels, mogelijk gemaakt dankzij de steun van de staatssecretaris voor Gelijke Kansen en haar administratie equal.brussels.
{Persbericht van safe.brussels}
“Olista is een sterk staaltje van samenwerking en engagement. Sinds de oprichting hebben we hard gewerkt om partners uit verschillende disciplines en gemeenschappen samen te brengen en om taalbarrières te overbruggen en verschillende opvattingen te verzoenen zodat we slachtoffers van intrafamiliaal geweld volledige ondersteuning kunnen bieden. Olista is veel meer dan een centrum: het staat symbool voor ons vermogen om onze krachten te bundelen voor een veiligere toekomst”. Sophie Lavaux, directeur-generaal van safe.brussels
13 meldingen per dag in het Brussels Gewest
In 2022 werden er 4.848 klachten rond IFG en twee vrouwenmoorden geregistreerd in het Brussels Gewest.
Deze alarmerende cijfers tonen duidelijk aan dat er nood is aan een gezamenlijke aanpak. Olista is ontwikkeld om slachtoffers van IFG een alomvattende ondersteuning te bieden.
Door werkprotocollen aan te reiken aan professionals zorgt het centrum voor een vlotte toegang tot het volledige aanbod aan diensten en expertise die nodig zijn om slachtoffers uit hun situatie te helpen.
De doelstellingen van Olista zijn meervoudig
Het centrum wil slachtoffers van IFG alle steun bieden die ze nodig hebben om hun leven weer op de rails te krijgen. Er wordt daarbij gekozen voor een overkoepelende en efficiënte aanpak door onder meer werkprotocollen tussen partners op te zetten. Olista zet zich in om de inspanningen van de partners te coördineren en zo te zorgen voor een complete hulpverlening die op elke situatie is afgestemd. De partners die bij dit initiatief betrokken zijn, weerspiegelen de diversiteit en complementariteit van de diensten die nodig zijn om IFG doeltreffend (holistisch) aan te pakken.
Safe.brussels, de verschillende verenigingen en de sociale, medische, juridische en gerechtelijke diensten stellen elk hun waardevolle expertise ter beschikking.
Bestrijding van intrafamiliaal geweld: een politieke prioriteit
De opening van Olista past ook in het bredere kader van de beleidsinspanningen die het Brussels Gewest levert om de veiligheid en het welzijn van zijn burgers te bevorderen. Dit initiatief geeft concreet vorm aan de Gewestelijke Beleidsverklaring 2019-2024 van de Brusselse regering, die van de bestrijding van geweld tegen vrouwen een prioriteit maakt.
Volgens staatssecretaris Nawal Ben Hamou “past dit langverwachte centrum in een reeks sterke initiatieven die reeds lopen in het Brussels Gewest, zoals de EVA-cellen, de opleidingen voor de politie en de allereerste gewestelijke website stop-violence.brussels. Mijn wens was om onze krachten in Brussel te bundelen, wat de enige manier is om dit geweld, dat voornamelijk van mannen komt en vooral vrouwen treft, te verminderen of zelfs uit te bannen.
Olista is meer dan een centrum: het biedt concrete hoop voor de slachtoffers en staat voor grote solidariteit onder de betrokken partners, en toont aan dat als we onze krachten bundelen, we de ongelijkheden van onze samenleving kunnen overwinnen.
“Met de opening van Olista sturen we een krachtige boodschap uit: die van solidariteit en hoop voor slachtoffers van intrafamiliaal geweld. Dit centrum belichaamt onze vastberadenheid om op een gecoördineerde en effectieve manier actie te ondernemen om holistische ondersteuning te bieden aan kwetsbare mensen.” Yves BASTAERTS Adjunct-directeur-generaal
De gezondheid van Brusselaars is de laatste jaren verbeterd en hun levensverwachting is toegenomen. De vaccinatiegraad is licht gestegen, maar de impact van het leefmilieu is zorgwekkend. Dat zijn een paar bevindingen uit de Gezondheidsindicatoren, die elke vijf jaar gepubliceerd worden door het Observatorium voor Gezondheid en Welzijn, het onderzoekscentrum van Vivalis (waar Born in Brussels deel van uitmaakt).
De gezondheid van de Brusselse bevolking is in de loop der jaren verbeterd, zoals blijkt uit meerdere indicatoren van het rapport “Gezondheidsindicatoren van het Brussels Gewest 2024”. Daarin komen specifiek een aantal belangrijke punten rond kinderen aan bod: het geboortecijfer, kindersterfte, vaccinatie, consultatie- en ziekenhuisopnamecijfers en de impact van het leefmilieu.
Veel jonge Brusselaars
Het geboortecijfer in Brussel was in de jaren 60 het laagste in België (14,4 per 1.000 inwoners). In de jaren 80 begon het Brussels Gewest de andere landsdelen in te halen om in 2010 het hoogste geboortecijfer te hebben. Maar in 2020 daalde dat geleidelijk weer onder het startcijfer (12,9 per 1.000 inwoners), terwijl Vlaanderen en Wallonië op 10,9 per 1.000 inwoners zaten. Die regionale verschillen blijven aanzienlijk: de cijfers voor 2023 die Statbel op 12 februari 2024 publiceerde, tonen een daling in het Vlaams Gewest (-2,3%), het Waals Gewest (-5,0%) en een nog sterkere daling in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (-12,0%) in vergelijking met de periode 2019-2022. Toch ligt het geboortecijfer nog steeds hoger in het Brussels Gewest. Dat verklaart zijn jonge bevolking.
“Gezondheidsongelijkheid begint al voor de geboorte”
Uit het rapport blijkt ook dat gezondheidsongelijkheid al voor de geboorte begint.Het risico op mortinataliteit of doodgeboorte is dubbel zo hoog voor kinderen geboren in een huishouden zonder inkomen uit arbeid als voor kinderen geboren in een huishouden met twee inkomens. Aangezien het leefloon en de meeste vervangingsinkomens waarover die huishoudens kunnen beschikken momenteel onder de armoedegrens liggen, leven huishoudens zonder inkomen uit arbeid vaak in precaire economische omstandigheden (in het algemeen hebben ze een slechte gezondheid, geen goede zwangerschapsopvolging, multimorbiditeit, enz.). Het risico om in het eerste levensjaar te overlijden is tussen 2000-2009 en 2010-2019 voor alle inkomenscategorieën gedaald.
Foeto-infantiele mortaliteit bestaat meer bepaald uit drie componenten: doodgeboorte, neonatale mortaliteit en postneonatale mortaliteit. In het rapport lezen we het volgende: “Perinatale sterfte groepeert foetale en vroegneonatale sterfte. Infantiele sterfte groepeert het geheel van sterfgevallen van levendgeborenen vóór hun eerste verjaardag (overlijden tussen 0 en 364 levensdagen). De verschillende cijfers worden uitgedrukt per 1.000 levendgeboorten (neonatale, postnatale of infantiele sterfte) of per 1.000 levend- of doodgeborenen (foetale, perinatale en foeto-infantiele sterfte).”
Licht gestegen vaccinatiegraad
Het laatste onderzoek naar de vaccinatiegraad bij kinderen van 18 tot 24 maanden in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest werd uitgevoerd tussen juni 2019 en maart 2020 en focuste op kinderen geboren tussen 31 mei en 30 november 2017. Dat onderzoek toont aan dat 86,7% van die kinderen het volledige aanbevolen vaccinatieschema hebben gevolgd. In vergelijking met het onderzoek naar de vaccinatiegraad in Brussel dat in 2012 werd uitgevoerd, is de vaccinatiegraad in 2019-2020 over het algemeen iets hoger, met uitzondering van het rotavirusvaccin, waarvoor er een lichte daling is. De vaccinatiegraad varieert naargelang bepaalde sociaal-demografische kenmerken van de ouders. De auteurs merken een trend op: als de moeder of vader langer studeerde, is de vaccinatiegraad lager. Voor bepaalde vaccins stellen ze ook vast dat kinderen uit huishoudens met twee inkomens of met werkende moeders vaker gevaccineerd worden. Dat geldt ook voor kinderen die naar een crèche gaan. De belangrijkste factor voor de vaccinatiegraad blijkt de frequentie waaraan kinderen op consultatie gaan bij Kind en Gezin of het Office de la naissance et de l’enfance (ONE). Kinderen die er regelmatig langsgaan, zijn beter gevaccineerd dan kinderen die er nooit op consultatie gaan.
Kindertijd en ziekte
67% van de kinderen tussen 0 en 4 jaar in Vlaanderen en 65% van hen in Wallonië bezoekt minstens één keer de huisarts (niet geïllustreerd). Brusselaars gaan vaker met hun kinderen naar een specialist (kinderarts). Ze doen ook vaker een beroep op de spoedgevallendienst voor problemen waarvoor ze bij een huisarts terechtkunnen en stellen gezondheidszorg vaker uit. Eenoudergezinnen zijn het meest geneigd om gezondheidszorg uit te stellen, zowel in Brussel als in de rest van het land. Koppels met kinderen moeten gezondheidszorg vaker uitstellen dan koppels zonder kinderen.
Het aantal klassieke ziekenhuisopnames varieert sterk naargelang de leeftijd en volgt een U-vormige curve. Bij kinderen jonger dan één jaar is dat aantal hoog, om vanaf de leeftijd van één jaar sterk te dalen en vanaf vijftien jaar weer geleidelijk toe te nemen. Vanaf vijfentachtig jaar overschrijdt het aantal ziekenhuisopnames dat van kinderen jonger dan één jaar. Kinderen jonger dan één jaar verblijven gemiddeld het langst in een ziekenhuis. Vanaf één jaar daalt de verblijfsduur, maar vanaf de leeftijdscategorie 45-49 jaar neemt die weer toe met de leeftijd.
De leefomgeving heeft een zorgwekkende impact
De nieuwste uitgave van de Gezondheidsindicatoren belicht voor het eerst de impact van de stedelijke omgeving, het werk en de huisvesting op de gezondheid – voor gezinnen met kinderen zijn die factoren vaak cruciaal. Stedelijke omgeving: de luchtkwaliteit is erop vooruitgegaan. De concentraties van de belangrijkste verontreinigende stoffen, zoals fijn stof (PM2,5) en stikstofdioxide (NOx), daalden tussen 1990 en 2020 aanzienlijk, met respectievelijk 80% en 71%. Die concentraties blijven echter boven de door de WGO aanbevolen normen. Luchtvervuiling veroorzaakt naar schatting jaarlijks iets meer dan 930 vroegtijdige overlijdens in Brussel. De belangrijkste bronnen van fijn stof en stikstofdioxide zijn het wegverkeer en de verwarming van gebouwen. Mensen met de laagste inkomens wonen in de meest vervuilde buurten, wat een opvallende milieuongelijkheid is. Huisvesting: in Brussel heeft 10% van de bevolking ernstige problemen met vocht of schimmel in huis, tegenover 5% in Vlaanderen en Wallonië. 22,8% van die Brusselaars leeft in huishoudens die het financieel moeilijk hebben, terwijl slechts 2,7 % van de meest welgestelde personen met vocht of schimmel kampen. Die huisvestingsproblemen kunnen grote gevolgen hebben voor de lichamelijke en geestelijke gezondheid, het gezinsleven, het schooltraject van kinderen, enz. De dagelijkse leefomstandigheden verslechteren er dus nog door.
Volgens Alain Maron, de Brusselse minister van Gezondheid en Welzijn, zijn meer inspanningen nodig: “Ik heb me ingezet om de ongelijkheid op dit gebied te verminderen via het volledige sociale, gezondheids- en milieubeleid. We stellen echter vast dat er nog enorm veel werk is en dat we in alle beleidsdomeinen – economie, werkgelegenheid, huisvesting, voeding en onderwijs – rekening moeten houden met gezondheid als we er samen voor willen zorgen dat sociale gezondheidsongelijkheden afnemen.”
Le Cocon, het eerste geboortehuis in een Belgisch ziekenhuis, mocht op vrijdag 29 maart tien kaarsjes uitblazen. Het was een unieke gelegenheid om professionals uit het veld – voornamelijk verloskundigen – samen te brengen om terug te blikken op het voorbije decennium van Le Cocon en om de toekomst van geboortehuizen in België te bekijken. Ook Born in Brussels was van de partij.
Het academische evenement ter gelegenheid van de tiende verjaardag van Le Cocon stond in het teken van het thema “Strategie en uitdagingen voor een geboortehuis binnen de ziekenhuismuren”. Het was een verrijkend jubileum dat gerenommeerde deskundigen, zorgprofessionals, gepassioneerde onderzoekers en betrokken politici samenbracht. De uitwisseling van hun kennis en ervaringen was van onschatbare waarde en leidde tot constructieve discussies over de toekomst van geboortehuizen in ziekenhuizen.
VROEGER EN NU
De opening van Le Cocon en zijn uitdagingen
Le Cocon, het eerste geboortehuis in een Belgisch ziekenhuis, maakt deel uit van de afdeling Gynaecologie-Verloskunde van het academisch ziekenhuis Erasmus. Het gaat om een plek waar aanstaande moeders op hun eigen tempo, in een veilige en informele sfeer, kunnen bevallen van hun kind en hun eigen vaardigheden kunnen aanwenden. Er worden enkel vrouwen opgenomen die in goede gezondheid verkeren, van wie de zwangerschap zonder complicaties verloopt en die opgevolgd worden door de verloskundigen van Le Cocon. De eerste stappen van dit initiatief, dat nog maar tien jaar bestaat, werden toegelicht door professor C. Kirkpatrick, emeritus directeur van de afdeling Verloskunde van het academisch ziekenhuis Erasmus en professor Y. Englert, emeritus directeur van de afdeling Gynaecologie-Verloskunde van het Erasmusziekenhuis en voormalige rector van de ULB. Aan het begin van het project waren er volgens hen grote discussies om het ziekenhuis ervan te overtuigen de uurroosters te veranderen, verloskundigen in loondienst te combineren met zelfstandigen, enz. Natuurlijk kende het project veel tegenstanders, die hen ervan beschuldigd zouden hebben terug te willen keren naar pijnlijke bevallingen, zoals in de negentiende eeuw. Niets is minder waar. Het idee was – en is nog steeds – om een alternatief te bieden voor de klassieke zorg, die nog steeds te veel ruimte laat voor niet-essentiële of zelfs toxische technische handelingen. Hoewel bevallen in Le Cocon niet per se goedkoper is, kon het in tien jaar tijd uitbreiden en meer erkend worden. Het was dus niet zomaar een trend en is duidelijk minder toxisch, persoonlijker en draagt bij aan de empowerment van vrouwen (zowel aanstaande moeders als verloskundigen).
Vrouwen en bevallingen vandaag: een sociaal-antropologisch perspectief
De eerste spreker voor dit onderdeel over bevallingen vandaag was R. Sestito, een sociaal-antropologe en verloskundige. Ze behandelde complexe thema’s zoals obstetrisch geweld en het belang van geboortehuizen om dit te bestrijden, de fysiologische in tegenstelling tot de pathologische bevalling – om te verduidelijken dat het niet louter zorgverlening gaat, maar een echte levenservaring is. Ze besprak ook de reproductieve rechten, waaronder het recht op een fysiologische bevalling, zowel om ecologische als om feministische redenen, enz.
De tweede spreker was M. Warnimont, emeritus adjunct-hoofdverloskundige en initiatiefnemer van het project Le Cocon. Zij stelde het profiel voor van de patiënten van Le Cocon, die, in tegenstelling tot de geruchten, niet allemaal “rijke bohemiens” zijn. Ze zijn over het algemeen ouder, beter opgeleid, welvarender en afkomstig uit Europa. Bovendien ging het bij 60% van hen om hun eerste bevalling. M. Warnimont weidde ook nog uit over de risico’s, want, zo benadrukte ze: “Je kunt het onverwachte nooit uit de weg gaan. We moeten ons afvragen of veiligheid altijd primeert of kan samengaan met luisteren naar de patiënten ”
De waarde van het geboortehuis in een kraamkliniek van niveau 3: epidemiologische gegevens
Dit werd gevolgd door een meer theoretisch onderdeel door C. Lamy, directeur van de afdeling Verloskunde in het Erasmusziekenhuis en L. Depuydt, adjunct-hoofdverloskundige van Le Cocon, die verschillende internationale studies over geboortehuizen en Le Cocon in het bijzonder toelichtten. Al deze studies, en vooral de belangrijke Birthplace-studie uit 2011, besluiten dat de “midwifery-led unit” de best mogelijke optie is voor moeder en kind. Ten minste als de in- en exclusiecriteria gevolgd worden: zwangerschappen met een laag risico, geen taalbarrières, correcte medische voorgeschiedenis, enz. De resultaten zijn over het algemeen bemoedigend en de risico’s lijken lager te zijn, behalve bij eerste bevallingen die thuis plaatsvinden, wat wordt afgeraden. Het is daarom beter om te kiezen voor een geboortehuis in een ziekenhuis om een risicovolle overbrenging te vermijden en zich te omringen met ervaren verloskundigen. In Le Cocon ondergaan de vrouwen (12% van alle bevallingen in het Erasmusziekenhuis) minder vaak keizersneden en inknippingen. Deze bemoedigende resultaten hebben in de loop der jaren bijgedragen tot een betere relatie tussen de verloskundigen van Le Cocon en de gynaecologen van het Erasmusziekenhuis.
Partnerschap met de patiënten: getuigenis van ouders
Er kwam ook een getuigenis aan bod op het evenement, meer bepaald van Yannick en Nordine. Zij kregen hun zoon bij Le Cocon en richtten vervolgens de vzw “Les amis du Cocon” op. “Zes jaar geleden,” vertelde een emotionele Yannick, “werden we verwelkomd bij Le Cocon voor de geboorte van onze zoon Anton. Het team vroeg Nordine of ze in een bevalbad wou bevallen en ik wou er ook graag bij zijn. In het begin vond ik mijn plaats niet; ik voelde mij nutteloos. Daarop stelde de verloskundige voor dat ik achter mijn partner zou gaan staan om haar op die manier te ondersteunen. Ik vond het erg aangenaam dat steeds gevraagd werd wat we wilden doen, zonder iets op te dringen. Op die positie kon ik alle ervaringen van Nordine (of toch bijna allemaal) beleven en haar zo goed mogelijk begeleiden bij haar pijn. Het was heel intens.” Yannick en Nordine konden ook voor hun tweede kind bij Le Cocon terecht en na die tweede “ongelooflijke” ervaring wouden ze het geboortehuis helpen promoten en ondersteunen door een vzw op te richten.
TOEKOMST
Autonomie van de Belgische verloskundige: naar een zorgtraject voor zwangerschappen met een laag risico
J.Vermeulen, verloskundige en doctor in de volksgezondheidswetenschappen, was de eerste spreker van het tweede luik van het symposium over de toekomst van geboortehuizen. Zoals we hierboven al vertelden, krijgen patiënten daar meer ruimte en tijd voor een “slow” bevalling en gaan verloskundigen er autonomer te werk. Dankzij zijn onderzoek heeft J. Vermeulen een aantal bevindingen over die autonomie kunnen vaststellen. Van de 312 ondervraagde verloskundigen voelde 85% zich grotendeels autonoom, maar gaf 100% aan nog meer autonomie te willen. Verloskundigen in Wallonië voelden zich dan weer het minst autonoom. Om hun situatie te verbeteren, hebben ze behoefte aan betere ondersteuning bij het verwerven van kennis, verder onderzoek naar manieren om de professionele autonomie te versterken, meer bewustzijn van de vaardigheden van verloskundigen, betere samenwerking, door bijvoorbeeld een vereniging van verloskundigen op te richten, enz.
Nieuwe regelgeving voor geboortehuizen en technische eenheden in Brussel
Na zijn presentatie op 29 maart, die alom geprezen werd door de toeschouwers, konden we het volgende lezen op de LinkedIn-account van de heer Lardennois, master in de verpleegkunde met een specialisatie in de volksgezondheid en adviseur van ministers Maron en Trachte: “Afgelopen vrijdag kon ik het werk presenteren dat Alain Maron en de Brusselse regering tijdens deze zittingsperiode hebben verricht om vrouwen meer en betere keuzes te geven bij hun bevalling en perinatale opvolgingen (zie de doelstellingen van het GWGP: https://www.brusselstakescare.be/nl/). Proficiat aan het Erasmusziekenhuis – Universitaire Ziekenhuizen van Brussel, dat met de oprichting van deze plek voor fysiologische bevallingen met een laag risico zijn academische rol in de gezondheidszorg ten volle heeft vervuld, met name: onderzoek, innovatie, onderwijs en een voorbeeldfunctie. Elk ziekenhuis in Brussel dat wil begrijpen hoe je zo’n geboortehuis opricht, of gewoonweg eerstelijnsverloskundigen toegang wil geven tot zijn technische eenheid, zal er inspirerende professionals vinden!” (vertaling van het Frans) Wat betreft de vooruitgang op het gebied van geboortehuizen, noemde hij de volgende punten: verbindingsfiches die moeten worden ingevuld om verlies van pre- en postnatale informatie te voorkomen, patiënten moet worden gevraagd of ze worden opgevolgd door een verloskundige buiten het ziekenhuis en hem het verbindingsfiche bezorgen, patiënten moet een overeenkomst worden aangeboden voor postpartumopvolging, vanaf 1 september 2024 moeten alle kraamklinieken een geboortehuis hebben of ten minste een technische eenheid die toegankelijk is voor zelfstandige verloskundigen. M. Lardennois sprak ook over de nieuwe jaarlijkse subsidies die worden toegekend aan eerstelijnsprofessionals in een aantal organisaties (Amala, team van facilitators, Pass-ages Maison de Naissance, enz.). Tot slot, wat betreft toekomstige maatregelen, wordt er in overleg met de negen ministers die bevoegd zijn voor gezondheid, gesproken over de aanpassing van de financiering van kraamklinieken en de herziening van de nomenclatuur voor verloskundigen (momenteel slechts 1.600 euro netto per maand!).
Uitdagingen en moeilijkheden voor ziekenhuizen
De laatste spreker was F. De Drée, adjunct-directeur-generaal van het academisch ziekenhuis Erasmus. Hij ging in op de uitdagingen en moeilijkheden van de ziekenhuizen. Hij sprak vooral, maar niet uitsluitend, over het risicobeheer, een institutionele prioriteit die in overeenstemming moet worden gebracht met het financiële aspect. Wat dit laatste punt betreft, sprak hij over de huidige honoraria voor bevallingen, waarbij gynaecologen veel meer ontvangen, de lagere gemiddelde factuur bij Le Cocon in vergelijking met een klassieke bevalling en de ingewikkelde financiële steun voor dit soort projecten, enz. De aanwezige verloskundigen konden vervolgens vragen stellen en hun vele ongenoegens uiten. Een van hen begon zelfs te huilen en verklaarde: “Vinden jullie het normaal dat ik 250 euro netto krijg voor een bevalling die soms 35 uur kan duren? Ik ben het meer dan beu dat ik patiënten soms om enveloppen met geld moet vragen om rond te kunnen komen… Dit moet veranderen!”
Born in Brussels is net gelanceerd op Instagram. Volg ons!
We willen ons nieuws graag op zoveel mogelijk manieren met jullie delen. Sinds de lancering van BIB in 2022 hebben onze Facebook-, LinkedIn– en Twitter accounts al heel wat volgers gekregen. Maar we realiseerden ons dat veel Instagram-accounts over opvoeding gaan en dat veel ouders en professionals elkaar daar ontmoeten om te kletsen… Het was dus niet meer dan logisch dat we besloten om ons aan te sluiten bij de algemene rage voor dit sociale netwerk.
Op dit account delen we nog niet eerder gepubliceerde foto’s, door onszelf genomen, van :
evenementen die worden georganiseerd door het Brusselse perinatale netwerk en waaraan ons kleine team regelmatig deelneemt;
nieuwe informatie op onze website;
lezingen, films of toneelstukken die we met jullie willen delen…