Er bestaan 3 verschillende situaties.
1. Een DNA-test binnen een gerechtelijke procedure
Die testen hebben juridisch gezien de grootste waarde omdat ze:
-
in opdracht van de rechtbank zelf gebeuren. De rechter ziet ze als doorslaggevend;
-
het meeste garanties geven dat ze zijn uitgevoerd met respect voor het recht van verdediging, het belang van het kind en dat alle nodige toestemmingen zijn ingewonnen;
-
enkel bevolen worden als al is nagegaan of de voorwaarden om de afstamming te betwisten (zoals bijvoorbeeld de termijn) vervuld zijn.
2. Een DNA-test uitgevoerd bij een centrum voor menselijke erfelijkheid, maar buiten een gerechtelijke procedure
Het feit dat het om een erkend centrum gaat, geeft meer zekerheid op vlak van gebruikte methoden en resultaten.
Het kan soms handig zijn al een test te laten uitvoeren voordat je de vraag aan de rechtbank voorlegt, om op die manier tijd te winnen. Het is belangrijk om voorzichtig te blijven. Soms kan zelfs met een DNA-test in jouw voordeel toch besloten worden de afstamming niet te veranderen. Bijvoorbeeld bij ‘bezit van staat’.
Meer info vind je onder ‘Wat als uit de DNA-test een andere afstamming blijkt dan in de geboorteakte staat?’
Tot slot kan de test ook volledig nutteloos zijn indien achteraf blijkt dat de voorwaarden om de afstamming te betwisten, zoals de termijn, niet vervuld zijn.
3. Een DNA-test door een niet-omkaderde organisatie die haar diensten onder andere via internet aanbiedt.
Die testen zijn te vermijden omwille van verschillende redenen:
-
ze geven geen enkele kwaliteitsgarantie;
-
ze geven geen garanties dat de procedureregels zijn nageleefd;
-
ze hebben praktisch geen juridische waarde in de rechtbank op basis van de twee vorige redenen.